Tom Neijenhof over de kunstenaar Dominique Ampe

Na een kort telefonisch onderhoud maakte Dominique en ik een afspraak. Begin vorige week stond ik in zijn pand aan de Mauritsstraat in Breda. Voorheen een groentewinkel. Was dat dan zichtbaar, merkbaar, tastbaar of voelbaar? Nee, in het geheel niet.
Licht, ruimte, ordening en stilte karakteriseren het interieur met zacht klassieke muziek op de achtergrond. Een innemend man met ogen die sterk observeren begroet me. Een zekere preciesheid en gedisciplineerdheid enerzijds en gevoeligheid en zachtheid strijden afwisselend om voorrang.

Wie is deze man en wat moeten we van hem weten?

Dominique is in 1944 geboren in Ukkel als oudste zoon in een gezin van dertien kinderen. Zijn vader is apotheker voor wie perfectionisme en gedrevenheid voor zijn vak karakteristiek zijn. De opvoeding is streng en puriteins. De behoefte om te krabbelen en te tekenen is reeds vroeg aanwezig. Als driejarig kind kruipt hij onder de tafel – een veilige schuilplaats om te tekenen – opdat zijn vader dat niet zal zien. Als een van de vele kinderen uit zijn tijd, de tijd van het rijke roomse leven, bezoekt hij een kostschool bij de jezuïeten. Een vader die altijd bezig is in zijn apotheek en het leven op kostschool leiden tot de conclusie: mijn ouders ken ik eigenlijk niet.
Naaktheid is thuis een absoluut taboe. Spreken over het verlang om kunstenaar te worden ook. Hij besluit om architect te worden – in de ogen van zijn vader een eerbaar beroep. Apotheker, arts of geestelijke zou mooier zijn geweest, maar architect worden biedt in ieder geval een beter perspectief dan het kunstenaarschap. Hij gaat naar het St. Lucas instituut te Brussel en na drie jaar kiest hij de richting beeldende kunst. Na zijn studie vestigt hij zich in het Begijnhof te Mechelen. Hij is achtereenvolgens docent aan het Sint-Lucasinstituut in Brussel en Antwerpen en sinds jaren docent aan de Academie Sint-Joost in Breda.

Dominique de parabel van de goede voerman geldt zeker voor jou. De kilometerpalen langs jouw weg zijn markant gelet op je geweldig cv. Prachtig grafisch werk met het aderstelsel van de inkt dat laat zien hoe het hart klopt, de meesterhand met grafietpotlood en dan nu werk in olieverf met een zuivere schildertechniek.
Je vertelt me jaloers te zijn op toonkunstenaars als violisten en concertpianisten.
Muziek overkomt je. Als je bewogen wordt door de muziek zelf is het moeilijk te praten over de uitwerking die muziek op je heeft. Muziek geeft maximale ruimte aan de suggestie. Jouw schilderijen doen dat in zeker zin ook.

Wonen is meer dan een huis en een adres hebben. Ver van huis in een derde wereld land kun je je thuis voelen, omdat mensen daar je het gevoel kunnen geven dat ze blij met je zijn. Je voelt dat het leven je gegund wordt. Je mag er werkelijk wezen.
Wonen is dus ergens graag vertoeven, je er geestelijk thuis voelen, niet het gevoel hebben dat je aan bepaalde voorwaarden moet voldoen of iets moet presteren.
Het is een onvoorwaardelijk bij jezelf kunnen zijn en bij de ander.
Kan dat niet dan heb je wel een adres, woon je wel ergens, maar voel je je er niet thuis.
Daarnaast moet de persoonlijke verhouding tussen mensen en de dingen in het huis met zorg ontwikkeld worden en gaande gehouden worden. Met betrekking tot je jeugd plaats je hierbij kritische kanttekeningen. Zie de naakte man onder de tafel voor wie de tafel een vluchtplaats is, een schuilkelder en soms een veilige plek om te kunnen tekenen. Beklemming en angst zijn soms zo groot, dat van de vloer af zijn en op de tafel staan, een poging is van radeloosheid om aan de verstikking te ontsnappen.

In je schilderijen zijn relicten van vroeger of vage aanduidingen op de wanden van de kamers aanwezig.

Verwijzingen.

Je hanteert een ontkoppelingsmechanisme: ondergebracht in het schilderij, in het beeld kom je op nieuwe sporen die deze schilderijen trekken, je wordt meegenomen in ervaringsgebieden die je meent te herkennen, maar waar je nog niet op een dergelijke wijze tegenaan gekeken hebt.

Immers, je ziet toegankelijke beelden, met herkenbare elementen. Bie ieder van ons roepen ze iets op, aan ieder van ons hebben ze wel iets te vertellen. De samenstellende elementen zijn of lijken vertrouwd en zijn niet wereldschokkend. Ze botsen niet tegen elkaar. Ze remmen echter wel de snelheid van het hedendaagse bestaan en gaan gepaard met een ontzettende stilte.
Het werk is niet ouderwets, niet modern, niet modieus en zeker niet formeel. Het citeert soms een historisch, maar zeker geen vervlogen verleden en leidt tot een zekere tijdloosheid.
Hierbij stilstaan is welhaast een grotere verandering dan blijvende beweging, omdat vertraging onderwijl schaarser is geworden dan versnelling.

Je werken zijn geen representatie van een zichtbare realiteit, maar een presentatie van diepere, verborgen, bijna vergeten of ja zelfs verdrongen lagen, waarbij niet weemoedigheid de boventoon voert, maar de helderheid in uitdrukking. De schilderijen van deze kamers zullen velen van ons in de diepte van hun bestaan aanspreken. De mens in al zijn kwetsbaarheid en naaktheid zoekend naar veiligheid.

Er is de plasticiteit van de illusie. Mooier dan Marc Bougeois kan ik het niet onder woorden brengen. Daarom citeer ik de volgende passage … “het inzuigeffect van het wiskundig perspectief: er is ruimte, architectonische aanwezigheid. Er zijn muren, tafels en stoelen. Maar er is vooral het ondefinieerbare van het klimaat.”
Veel wordt aan de suggestie overgelaten: aanwezig, voelbaar, maar niet altijd grijpbaar.

Even gespiegeld naar Descartes en Bacon met hun overwaardering van de linkerhersenhelft plaats jij de creativiteit en de fantasie: je operationaliseren van de rechterhersenhelft. Dit werkt laat en drukke pendel zien tussen linker – en rechter hersenhelft. Ratio en emotie zijn elementen die elkaar op een geweldige manier aanvullen.
Creatief anticiperend zijn de voorstellingen herkenbaar, maar tegelijkertijd word je op subtiele wijze meegenomen naar diepere lagen.