Het stille atelier
Nog twee meter naar het portret van de zeldzame bloem
Het witte huis op de zwarte berg
Ontdekkingsreis naar het heelal van de geest
Toegang tot het hemels paradijs
Het zou een gedicht kunnen zijn. Ietwat experimenteel weliswaar en zonder rijm, maar geen ziel, die daar nog over valt. In werkelijkheid gaat het niet om een gedicht, maar om een simpele opsomming van titels, die Dominique Ampe aan zijn schilderijen meegaf. Zelf citeerde hij mij een ander rijtje, dat hij -een beetje à la Toon Hermans- in een klein boekje voor zichzelf genoteerd had. Het was even poëtisch. Dat laat al vermoeden dat in het schilderkunstig oeuvre van Ampe woord en taal een vooraanstaande rol spelen. Schilderkunst en poëzie vloeien a.h.w. in mekaar over -letterlijk én figuurlijk. Jaren geleden al in zijn zuiver grafisch werk en sinds een vijftal jaren ook in zijn olie- en acrylverfschilderijen. En meer nog in de kleine formaten dan in de grote. Soms als niet veel meer dan onleesbare krabbels, die over de compositie werden aangebracht, soms als een tekst, die -verwijzend naar het beeld- ook inhoudelijk van belang blijkt.
Dat poëzie en schilderkunst aan mekaar verwant zijn, dat beweerde Horatius reeds in de 1ste eeuw v. Chr. “Ut pictura poesis”, wist hij m.a.w. “de poëzie is net als de schilderkunst”. In de 16de eeuw werden ze “zusters in de kunst” genoemd. Jacob Jordaens bijv. penseelde verscheidene “Allegorieën van de dichtkunst”.
Dominique Ampe vraagt de toeschouwer niet om het hoofd te breken over verborgen betekenissen in allegorieën. Bij hem geen hermetische kunst. Althans niet op het eerste gezicht. De toeschouwer kan de voorstelling onbevangen benaderen en er zijn eigen interpretatie aan te geven. Geen enkel bezwaar.
Maar wie de kunstenaar heeft horen vertellen, weet dat zijn werk doorgaans zuiver autobiografisch is. Dat hij enerzijds gedreven wordt door een onafgebroken zoeken naar “het grote geluk” en “de grote liefde”, die -abstract als ze zijn- vooralsnog onbereikbaar blijven.
Merk in dit verband hoe dikwijls de kunstenaar het thema van de ladder gebruikt. Ook zijn affiniteit met de muziek van Beethoven kan je best in die richting interpreteren. Beethoven, wiens muziek voor Ampe immers hét symbool is voor diezelfde zoektocht waarin -en ik citeer- “een mannelijke hartslag” doorklinkt.
Wie Ampe aan het woord heeft gehoord, weet ook dat hij anderzijds in de eeste plaats zijn verleden schildert. Flarden herinneringen, die plotseling in hem zijn opgekomen en die hij heeft willen vastspelden als op een prikbord. Die indruk wordt nog versterkt doordat Ampe heel geraffineerd de wat slordig afgescheurde plakkertjes schildert, waarmee hij virtueel de kattebelletjes van zijn herinneringen vastkleefde. Dat doet hij vooral in het kleinere werk, af en toe ook in de grote formaten. Soms lijkt Ampes verleden best prettig geweest te zijn. Met onbezorgde zomerse logeerpartijen bij de tante in Veurne. Dat resulteerde in frêle miniatuurtjes met “le plat pays” als thema of in een strandgezicht met een uitvergrote schelp op de voorgrond. Maar de meerderheid van Ampes composities ademen een totaal andere sfeer. Daar verbeeldt hij zijn verleden heel anders. Op een meer cryptische manier.
Ik herinner mij de tentoonstelling in mei 2001 in het Mechelse cultuurcentrum, waar Ampe een reeks verlaten, enigszins bevreemdende interieurs toonde. Interieurs, die gekenmerkt waren door een heel heldere compositie en een dito perspectief. Interieurs, zo eenvoudig als een Japanse haiku. Interieurs ook met een patine over zich. Interieurs, die ontegensprekelijk nog de sporen van een vroegere menselijke aanwezigheid droegen: verfspatten op de houten vloer, een kindertekening op de muur, een achtergelaten oud tafeltje, maar waaruit op dat moment elke menselijke figuur geweerd was, tenzij dan een vergeten wazig portret tegen de muur.
In zijn recente schilderijen is die menselijke figuur er wél. Alleen zijn de torsen naakt en is het hoofd veelal verborgen onder een zak of zelfs veranderd in een vis. Een zelfportret is amper herkenbaar en het motief van de handen met gespreide vingers komt herhaaldelijk terug. Stuk voor stuk allusies op een jeugd, waar een strenge katholieke moraal met veel taboes en geheimen heerste, waar gebod en verbod belangrijk waren en waar zeker geen naakt thuis hoorde.
Al deze schilderijen zijn dus de neerslag van een herhaalde reflectie op een voor de kunstenaar minder eenvoudig verleden. Het lijkt of Ampe zijn verleden van zich heeft willen afschilderen, als een soort van therapie zelfs. Hij heeft dat op een bijzonder authentieke manier gedaan, met een zekere gestrengheid, naar eigen zeggen een trekje, dat hij van zijn vader geërfd. In een stijl, die niet aanleunt bij welk -isme ook, tenzij dan het Ampisme. Aldus een ironische kanttekening van de kunstenaar zelf.
Dominique Ampe toont zich telkens weer een kunstenaar pur sang. Iemand, die bovendien de grafische en de picturale technieken zodanig beheerst, dat hij er wel heel veel vrij mee kan omspringen, zodat er niet zelden een kruisbestuiving plaats vindt. Medium en dragen worden door hem a.h.w. naar zijn hand gezet.
Als er bij de kunstenaar al ooit enige frustratie over zijn verleden bestaan heeft, dan ligt die ver achter hem. Wat telt is het nu: het nu o.a. van deze hele mooie tentoonstelling, die opent uitgerekend op de Open Monumentendag. En ik denk dat u het met mij eens bent, dat galerie den Heeck met het werk van Dominique Ampe een monument binnen haar muren heeft gehaald. Hopelijk is het ook -zoals Horatius het over zijn eigen werk zei- een “monumentum aere perennius” m.a.w. “een monument, duurzamer dan brons”.